2. Springtouw

Maak met behulp van minimaal 3 touwen en platte knopen een superlang springtouw waar je met minimaal 10 personen mee kunt touwtje springen. Ga met elkaar touwtje springen.

Hoe je een platte knoop maakt leer je bij opdracht 1 van dit insigne.

Hieronder vind je een paar spellen die je kunt doen tijdens het touwtje springen:

  • Doorlopertje : de draaiers houden een traag, constant tempo aan. De springers staan vóór het touw en proberen naar de overkant te lopen, zonder door het touw geraakt te worden. Wie geraakt wordt ,valt uit. Bij de volgende beurt moeten de overlopers één keer in het touw springen en doorlopen. Bij de daaropvolgende beurt twee keer enzovoort, tot er nog één overloper overschiet.
  • Hoe meer hoe liever : de draaiers houden een traag tempo aan. Een eerste springer komt in het touw en geeft roepend het ritme aan (he hop, he hop). Een voor één komen de andere springers erbij en ze roepen allemaal mee. Lukt het om alle springers tegelijk aan het springen te krijgen ? De draaiers moeten proberen een zo groot mogelijke cirkel te maken.
  • De moeilijkste variatie is het draaien met twee touwen. De twee draaiers hebben in elke hand een touw en draaien eerst het ene touw naar binnen en meteen daarna het andere. Dit vereist enige oefening en bovendien moeten beide draaiers even snel draaien.
  • Het touw kan met dubbele snelheid gedraaid worden, zodat het tweemaal onder de voeten van de springer door gaat tijdens één sprong.
  • Telkens als het touw eenmaal rond is geweest, laten we het een korte draai in de lucht maken. Op dat moment bukt de springer zich, terwijl het touw een slag boven zijn hoofd draait.
  • We draaien het touw niet, maar laten het zacht heen en weer schommelen, vlak boven de grond. Alle kinderen staan tussen de twee draaiers in en springen telkens op als het schommelende touw nadert. Wie te laat springt en dus achter het touw blijft haken, is af, evenals wie te vroeg springt en op het touw belandt.
  • Handicapspringen : twee kinderen draaien en de rest staat ergens voor het touw, dus niet keurig op een rijtje naast één van de draaiers. Ze springen naar eigen keuze in en uit het touw, tot de draaiers het touw plotseling op de grond leggen. Op dat moment moeten de kinderen wijdbeens stil blijven staan, hun voeten aan weerszijden van het touw. Wie wel op het touw staat, of wie het laatst reageerde, moet nu van plaats ruilen met een van de draaiers.

Bron: www.spelensite.be